Enkele weken voor Kerst in 1963 begon onze meester van de zesde klas ineens over het Kerstkoor. Wij zouden als klas van bijna 40 kinderen een groot koor vormen en dan op Eerste Kerstdag in de kerkdienst drie kerstliederen ten gehore brengen.
Dit was een privilege van de zesde klas en wij gloeiden dus van trots, al vanaf de allereerste oefening.
Dagelijks oefenen. Meester leerde ons dat wij vooral goed op hem moesten letten, want hij neuriede bij elk lied eerste enkele maten vooraf, zoals de organist dat later in de dienst in het echt ook als intro zou spelen. En zodat wij niet al bij de eerste tonen van het orgel meteen zouden inzetten, want dan tuimelden voorspel en lied door elkaar. Meester stak zijn ellebogen wijd opzij en wees met zijn wijsvingers naar zijn mond en zoemde of neuriede dan die maten vooraf. Hij zei dan: Ik ben het oigul. Ja, zo sprak hij het woord orgel altijd uit. Eerst nog sloeg hij een stemvork op de rand van de lessenaar, plaatste het handvat tegen de zijkant van zijn hoofd en nam dan die toon over (de G, zei de meester). Dan dus de inleidende zoemtonen van het oigul….en dan wij. Wij met zijn allen dan ook vol op het oigul.
Vaak kwam er eerst nog een dikke teleurstelling. Want na de laatste toon van ons koor herhaalde meester de handeling met die stemvork, neuriede weer iets voor zichzelf en sprak dan een vreselijk oordeel uit: Jullie zijn alweer gezakt!!!
Hij bedoelde dan dat wij op een lagere toon waren geëindigd dan had gemoeten volgens de melodie. Ik weet nog heel goed hoe die teleurstelling voelde, terwijl ikzelf geen idee had hoe dit toch kwam…. Oei….., en wij bedoelden het toch zo goed.
Dan de generale repetitie. Op een doordeweekse dag naar de kerk. Opstellen op het podium, stoelen stonden al klaar. Meester begon weer: stemvork, neuriën, wijsvingers, ik ben het oigul….
En daar gingen wij weer….
Ik voelde van alles bij die liederen: Och, wat zielig (En het had er geen huis), och, wat een somber stemmende melodie (Daar is uit ’s werelds duist’re wolken) en wáárop speelden toch die herders? (komt, herders, speelt op uw feest-schalmeien).
Eerste Kerstdag: overweldigend, zoveel mensen, nu gezien vanaf de preekstoelkant. Jongens, opletten: de bekende tonen van het echte oigul. En dan wij!!!
Bouwe van der Meulen