In 1964 kregen wij voor onze winkel de eerste bestelauto en vanaf dat moment maakten wij op de schaarse vrije dagen van de winkel dagtochten door heel Nederland. Mijn vader vond dat wij alles wat van belang was gezien moesten hebben: de Afsluitdijk, de pier van Scheveningen, de Ridderzaal, de Marinehaven in Den Helder, de Hunebedden, Madurodam, Lelystad in zijn allereerste verschijningsvorm, Schiphol en zo verder. Oei, Lelystad….wat toen nog een ongezellig en koud betondorp zonder sfeer. Maar wij waren er al geweest en wisten waar de naam van die nieuwe stad vandaan kwam.
Als er in de klas iets verteld werd over zulke onderwerpen, dan moesten wij erover mee kunnen praten en moesten wij het ook gezien hebben, zei mijn vader. Terzijde: een excellente besteding van vakantiedagen. Mijn vader – achter zijn stuur – wees onderweg steevast op campings die we passeerden, met de opmerking: je zult daar maar twee weken moeten zitten. Hij zei dat op zo’n manier dat wij niet anders konden dan huiveren….
Zo kwamen we ooit ook in het vissersdorpje Urk. Die haven en al die kerken, daar moesten we geweest zijn.
Er zaten altijd nogal wat personen in die auto. Ouders, soms een oom, broertjes en zusjes en een nichtje; ha ja, een kussentje op de handrem en hup, daar kon jongste zusje mooi zitten. In de laadruimte achter de achterbank, op een stapel dekens, nog vier of vijf kinderen, onder wie ikzelf. Wanneer het hele gezelschap ergens uitstapte leek het wel of de school of de kerk uitging.
Vandaag zouden wij Urk bekijken en we hadden speciale belangstelling voor alle kerken die je daar hebt. Bij één kerk stonden we allemaal door de ramen te gluren omdat daar een mooie modelboot – een visserskotter – aan het plafond hangt.
Even naar dat moment van uitstappen: op dat moment ziet kleine nichtje daar vlakbij een kerkgebouw staan. Zij strekt haar arm, wijst naar die kerk en roept enthousiast: Sjoch, heit, een doophûs! (Fries voor: Kijk, pap, een doophuis).
Dat wordt net op dat moment gehoord door een oude vrouw, in klederdracht, die daar langs ons liep. Zij blijft staan, kijkt mijn oom aan en zegt dan: Is zij ook gedoopt in de Gereformeerde Kerk? Oom: Jazeker!
De oude dame zegt dan: Dat mag u wel wat waard zijn. En loopt weer verder. Je vergeet het nooit meer, hè.
Bouwe van der Meulen